zondag 4 februari 2018

Januari-blues

Januari is niet mijn maand en dat is zachtjes uitgedrukt. Hij is voorbij en langzaam komen mijn energie en lichtheid terug op hun oude niveau. De zon scheen vandaag zowaar (hoewel het ook nog sneeuwde) en de dagen lengen. Het is intrigerend hoe die januari-blues werkt – en hoe ik er elk jaar weer instink. Een reconstructie.

In september ligt de wereld aan mijn voeten: alles kan, er zijn fantastische plannen, wat we hebben bedacht gaan we ook echt doen. Ik heb alleen maar leuke klassen, de relaties zijn nog onbezoedeld en vrij van conflicten. Leerlingen zijn enthousiast, er is belangstelling van buitenaf voor wat we doen op school, alles ligt nog open en de ambities zijn huizenhoog. Ik doe de dingen op vleugels, meld me aan voor een onderzoekstraject, en krijg steeds meer energie van alles wat op mijn pad komt. We hebben de opening van ons e-l@b, de eerste Klooiavond, ik schrijf stukjes die goed zijn gevallen, er komt een filmploeg, er zijn talloze excursies in de eerste maanden. Kortom: alles bruist en borrelt.

Het wordt november: de eerste haarscheurtjes manifesteren zich. Resultaten van toetsen en werkstukken vallen tegen, werk in de sectie blijft liggen, er valt geen land te bezeilen met een rumoerige brugklas, voor het schrijven van een onderzoeksvoorstel is veel te weinig tijd, de ICT-ondersteuning blijkt uitpandig te zijn gereorganiseerd, de sfeer in een 2 Havo-klas is niet bepaald stimulerend voor de creatieve vermogens van leerlingen die kunst wél leuk vinden. De dagen worden donkerder en kouder en de energie gaat op aan verkoudheden. Op haren en snaren haal ik de kerst: met elan, dat wel, en plezier, ook dat. Maar ik zie vanuit mijn ooghoeken dat de haarscheurtjes groter zijn geworden. Het zijn echt kieren geworden. Maar dat besef schuif ik voor me uit: eerst vakantie.

Dan is het opeens januari. En alles waarvan ik had weggekeken, grijnst me lelijk toe: de website met onze onderbouwopdrachten schiet niet op, de kwaliteit van het werk van mijn examenklas valt tegen, ik maak me zorgen over het aantal bovenbouwleerlingen volgend jaar. Hoe krijgen we taaie materie als digitale geletterdheid gethematiseerd terwijl teveel laptops het niet doen, hoeveel klassen zijn er nou eigenlijk aan het werk in dat e-l@b, met welke collega’s zouden we ook weer een project doen? En waar haal ik de tijd en energie vandaan?

Ja, het glas dat half leeg is én half vol. Ja, ik moet me al die dingen niet persoonlijk aantrekken. Ja, ik moet mijn zorgen delen. Ja, ik moet niet piekeren, maar tot handelen overgaan. Ik weet het allemaal en ik doe het ook, maar mán wat kost me dat een energie. Dat is januari.

En dan is het februari – goddank.
Eindelijk weer een blog.
Een campagne ‘Kies Kunst’ en ‘kies MAD’ waarin leerlingen zelf vertellen waarom het zo leuk is.
Een brainstormsessie over de volgende stap digitale geletterdheid.
Goeie gesprekken met mijn collega’s en mijn rector.
En relativering. En humor. Dat vooral.
Dus vooruit met de geit. Niet lullen maar poetsen. Op tijd naar bed en een beetje doorbijten. Dan wordt het vanzelf weer licht. En lichter. En dan zie ik weer wat we allemaal bereikt hebben in een jaar. En wat voor prachtige dingen leerlingen (heus wel) hebben bedacht en met hoeveel plezier ze eraan gewerkt hebben.

Vorige week kwam een oud-leerling op bezoek. Hij studeert inmiddels filosofie en is bezig met de afronding van zijn master. ‘Ja, ik was niet zo goed, en ik deed niet zo veel in de les, maar kunst was wel het vak waar ik achteraf het meeste aan heb gehad. Want daar ging het ergens over.’

Kijk. Dat kan een mens dan wel even gebruiken: op naar het majeur-akkoord!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten