dinsdag 21 februari 2017

'In your face'

Woensdagochtend CKV. Het is doodstil in mijn vierde klas. Best lang. Geen kuchje, geen geschuifel, geen gevatte opmerkingen. Een praatgraag meisje kijkt voor zich uit. Haar buurman kijkt naar zijn handen. We hebben net gekeken naar de openingsscène van de film ‘Son of Saul’, Grand Prix winnaar Cannes in 2015. Vorige week onderbrak de bel-die-niet-ging de op zich al verontrustende scène die veel scherpte-diepte laat zien, maar dat was nog niet het heftigste stukje. Dat stond vandaag op het programma. En dat hakte er in: een joodse Auschwitzgevangene (van het 'Sonderkommando') die net aangekomen Joden naar de gaskamers begeleidt. Ze denken dat ze gaan douchen. Dan gaan de deuren dicht. Je ziet niets; je hoort des te meer. (Op YouTube is alleen het eerste deel van deze scene te vinden. Vul de rest zelf in.)

Ik heb me afgevraagd of ik dit wel moest laten zien. Ik sprak met mijn collega over de keuze van de filmfragmenten. We hebben het namelijk over filmtaal: montage, decoupage, close-up, hand-held camera, scherpte-diepte. En hoe je met beelden en geluid een verhaal kan vertellen. We analyseren een aantal fragmenten, uit divers aanbod. Van klassiekers als ‘Once upon a time in the West’ tot 'Mad Max' (ja, de nieuwste uit 2015). En Son of Saul. Geen lichte kost. Dat kan ook met Disney-films. Maar dan is het nadien niet zo stil.

Afbeeldingsresultaat voor son of saulMet CKV doen we cultureel laagdrempelige dingen: iets met film, iets met fotografie, iets met muziek. We praten over inhoud en vorm. We geven leerlingen begrippen waarmee ze kunnen analyseren. We laten ze concluderen dat de muziek waar ze elke dag naar luisteren ook cultuur is. Dat de series die ze op Netflix bekijken met dezelfde beeldtaal gemaakt zijn als de fragmenten die we bekeken hebben. In mijn vierde klas legt iemand de relatie tussen het bekeken filmfragment, Trump en de vluchtelingencrisis.
Veel van onze leerlingen vinden kunst en cultuur op voorhand stom: ver weg, elitair en onbegrijpelijk. In ieder geval niet iets voor hen. Want het hangt in musea of het is in een theater. Het is duur en het slaat nergens op. En alleen oude mensen gaan er naartoe.
Veel van onze leerlingen komen uit cultureel armoedige milieus. Ze hebben baantjes en mobieltjes. Ze hebben het druk met school, met elkaar, met de sportclub. Er is niet per se een cultuur van engagement: niet met de wereld, laat staan met de wereld van kunst en cultuur. Ik lees in een CKV-verslag: ‘Wat er in de wereld gebeurt boeit me niet, want ik kan er toch niets aan doen.’ En zo is het natuurlijk ook: we hebben het gevoel dat we weinig kunnen doen tegen ellende ver weg. En we raken afgestompt als we niet uitkijken. De Volkskrant publiceerde een artikel over toegenomen stressfactoren, mede veroorzaakt door de digitale informatie-overload. En mijn leerlingen zeggen: “We hebben geen krant. Mijn ouders kijken op nu.nl. En ik op facebook.”

Een docent zoekt naar de brug tussen de soms kleine wereld van z’n leerlingen en de grote, complexe, brandende wereld om hen heen. De stap mag niet te groot zijn, maar het moet wél ergens over gaan. Kunst, hoog- en laagdrempelige, helpt om die brug te slaan: niet door feiten te presenteren, maar door vragen te stellen. Door te verbeelden – eventueel op het ongemakkelijke af.
Mijn CKV leerlingen moesten naar de World Press Photo-presentatie in de synagoge. In een CKV-verslag lees ik: ‘Ik was nog nooit naar een tentoonstelling geweest. Maar ik moet zeggen: het viel me erg mee. Ik vond het best leuk. En de meeste foto’s waren mooi, en knap gemaakt, ook al vond ik sommigen wel heftig. Of niet zo boeiend. En de kerk was ook heel bijzonder. Daar was ik nog nooit geweest en mijn vader ook niet.’
De derde klassen hebben van mij de opdracht gekregen om een campagne te bedenken voor een thema dat hen na aan het hart ligt. En waarmee ze de wereld een klein beetje beter zouden kunnen maken. Dichtbij en kleinschalig  of ambitieus en verder weg, het mag allemaal. Een schrikbarend aantal leerlingen weet niks te bedenken: “Ik vind alles wel goed zo.” Ik moet soms diep graven om samen met hen te onderzoeken waar de knop zit: “Wat doe je in het weekend? En wat kan er anders in de voetbalkantine?” We kijken naar een fancy 3D-animatie van Studio Smack over de eventuele mogelijkheid om Coca Cola-reclame tot in je droom te laten doordringen, met behulp van neurotechnologie. Ik hou ze voor: ‘jongens, dit is kunst hoor!’ Ze zijn verbaasd. De discussie gaan verder: “Is dit feit of fictie? Is reclame goed of slecht? En propaganda dan?” We hebben het ergens over.
Afbeeldingsresultaat voor branded dreamsEnkele lessen later. Een jongen uit 3 havo die grote moeite heeft met tekenen verzucht: “Kijk mevrouw, dit is nou een opdracht waar ik óók iets mee kan. Ik vind het gewoon leuk.” En hij kijkt me stralend aan, want hij heeft een mindmap gemaakt én een paar schetsen voor een logo. Hij heeft een thema te pakken waar hij wel over wil nadenken. “Ze denken altijd dat ik Turks ben, maar dat ben ik niet, ik ben Indo. Ik vind: het maakt niet uit wat je bent. Als je maar respect hebt voor elkaar.” Hij heeft al een paar ideeën voor zijn campagne. “Een beetje gejat van Amnesty, van die posters enzo. Dat mag toch wel?” Tuurlijk mag dat. Niet iedereen is al zo ver, maar dit stemt hoopvol.

Ik dring mijn leerlingen kunst op: soms ongemerkt, soms ‘in their face’. Degelijke kunst laat ons anders naar de wereld kijken, laat ons dingen beleven waar je stil van wordt. Ervaringen die je aan het denken zetten. Of het laat je dingen benoemen die je niet eerder onder woorden kon brengen. In een goede film, een goede foto, een interessante animatie vallen vorm en inhoud samen en daar kan je het over hebben. Kunst laat je je positie in de wereld bepalen, waartoe je je moet verhouden.
Kunst is relevanter dan ooit – als je de thema’s en voorbeelden durft te kiezen die relevant zijn. Of kunnen worden, door ze (laagdrempelig, toegesneden op deze klas, op deze leerlingen) te bekijken en te bespreken. Zo kunnen we het hebben over de wereld waar onze leerlingen in opgroeien – en waar ze voorlopig in verder moeten. En dat is wat we moeten doen, hoe taai en lastig dat soms ook is.