zaterdag 26 juni 2021

Laatste toetsweek

Aan het einde van het schooljaar word ik soms overvallen door hevige sentimentaliteit – in weerwil van alle drukte en vermoeidheid. Dat gebeurde dit jaar tijdens het surveilleren bij de toets Nederlands van Havo 4 vorige week. Opeens raakte ik diep ontroerd door die zwoegende en zwetende jongens en meisjes waarvan ik er drie jaar geleden een aantal in de brugklas had. Eerst herken je ze nauwelijks, maar jou herkennen ze wel degelijk, stukken minder veranderd, en opeens tref je elkaar in een blik van herkenning. Bij het inmiddels tamelijk volwassen ogende meiske wier blik de mijne kruiste, dempte een flauwe glimlach voor een moment de zenuwen voor haar laatste slag van dit jaar.

Het was ontroering veroorzaakt door het gefrummel met mondkapjes en pennen omdat ze precies weten wat ze op welke toets moeten halen om in ieder geval bespreekgeval te kunnen worden – als het CKV-verslag tenminste pas na de toetsweek mag worden ingeleverd. Terwijl ze het écht stukken beter hadden kunnen doen en minder stress hadden gehad als ze een realistische planning hadden gemaakt (best veel meisjes), als ze zich aan de planning hadden gehouden (weer andere meisjes), als ze een planning hadden gemaakt (sommige jongens) of überhaupt enig overzicht hadden gehad over wanneer ze wat hadden moeten leren, maken en inleveren (schrikbarend veel jongens).

Ontroering die versterkt wordt door de typische laatste toetsweek van het jaar-omstandigheden: nét teveel leerlingen in het lokaal (want ja dat mocht weer), net te warm, net teveel geblader, gekuch en gesnuit. Want iedereen heeft dan wel z’n zelftests meegekregen (‘mevrouw, ik wíl heus wel testen, maar ik vergéét het gewoon’), die richten alleen niets uit tegen de hooikoortsuitbraak door het mooie weer van de voorgaande dagen.


Voorafgaand aan mijn surveillancesessie van anderhalf uur had ik me voorgenomen om alvast een beginnetje te maken met mijn eigen nakijkwerk, maar ik kwam niet verder dan deze bespiegelingen op een leeg proefwerkpapier. Want hoe zitten ze er eigenlijk bij, deze Havo 4-leerlingen? Het einde van dit jaar dus, waarin de school weer voelt als vanouds tijdens zo’n laatste toetsweek: druk, vol, gespannen, met van paniek en vreugde huilende leerlingen in de gangen, en met zicht op de haven. Of het werkelijk in het belang van de leerlingen was om twee weken voor die toetsweek alles weer open te gooien? Ik denk het niet: het was één wijziging teveel. Die alleen wijs was geweest wanneer we het lef hadden gehad om die toetsweek er dan ook maar uit te gooien – of tot een uiterst minimum te beperken. Het was de 7e roosterwijziging dit jaar: weer aanpassingen, niet weten hoe je je PO’s nu moet maken in de helft van de tijd, je opnieuw verhouden tot je klasgenoten, met alle sociale dynamiek van dien, al met al niet erg bevorderlijk voor de concentratie en focus op die toetsweek waar nóg meer van af is gaan hangen dan in andere jaren.
(Ik stip ‘for the record’ dan ook nog even het voorval aan van de thuisquarantaine voor heel Havo 4, enkele dagen later, vanwege een positief geteste leerling op de allerlaatste schooldag: wederom gedoe en consternatie. Wél extra tijd om te leren omdat alles twee dagen doorgeschoven moest worden – dat dan weer wel.)

Behalve door sentimentaliteit raakte ik ook bevangen door voorzichtige zin in volgend jaar, en hoop op wat er misschien wel weer kan: een excursie naar het Rijksmuseum in Amsterdam, een bezoek aan het Lauwersmeergebied voor een kunstproject met Staatsbosbeheer, de doorstart van schoolband en schoolkrant. Een kunstenaar in de klas, een vakoverstijgend project met geschiedenis buiten de school. Maar het meeste kijk ik uit naar de gewone dingen die lang niet konden: mijn rondjes door het lokaal zodat ik kan zien wat iemand doet en maakt, even kletsen, doorvragen, voordoen, delen met de rest van de klas. Ik kijk vooral uit naar samen, van en met elkaar leren. En probeer mijn oren te sluiten voor de retoriek van de achterstandsprogramma’s en inhaalstrategieën.  De kwintessens van onderwijs is contact: tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en hun docenten, over vakinhoud, social talk en levensvragen. Over wie ze zijn, wat ze denken, hopen en dromen.

Contact zoals in de vluchtig blik van herkenning van de zenuwachtige Havo 4 leerling, vlak voor haar toets Nederlands.

Ik knikte haar bemoedigend toe en ze ging geconcentreerd aan het werk.

zondag 28 februari 2021

Niet leren maar verkeren (nog een variant op de 'leefachterstand')

Op de laatste avond van mijn voorjaarsvakantie 2021 heb ik meer zin dan ooit om live in een klaslokaal te doen waar het me om gaat, lesgeven aan pubers. Maar ik voel ook meer weerstand dan anders: ik zet me schrap voor wat komen gaat, in een periode die richting zomervakantie altijd al gekenmerkt wordt door toenemende dynamiek.

Toch overheerst de zin. De meeste leerlingen die ik spreek (mijn eigen kinderen incluis) hebben zin in school. Niet zozeer om te leren, maar om te verkeren, met elkaar. Treffender dan vorige week in de Volkskrant heb ik het niet gelezen: “We hebben geen leerachterstand maar een leefachterstand.” (Vond niet alleen ik, maar vele anderen die te doen hebben met opgroeiende jongeren – Johannes Visser van De Correspondent nailde een andere variant, die goeddeels hetzelfde punt maakte: ‘school gaat niet om prestaties, school gaat om relaties’.)

En nee, het is geen oorlog, en ja, de meesten hebben het goed, en doen het ook goed (genoeg) dus wat hebben ze te piepen. Maar toch: ik heb met ze te doen. Het murw makende mantra van ‘nog even volhouden’ is uitgewerkt.

Want alles is saai en hetzelfde: de laptop opstarten, camera aan (en snel weer uit), PowerPoint-instructie van de docent die heus z´n best doet, maar toch weer langer praat dan hij zich voorgenomen had, waardoor je niet aan het werk kan in de online-les, dan huiswerk maken – geen klasgenoten voor, naast en achter je die het wél snappen, dus via whatsapp, Teams of een ander platform hulptroepen inschakelen, je werkboek fotograferen, uploaden, inleveren. En ’s avonds werken aan je niet uitgestelde PO, want het overleg in de break-out rooms van Teams was niet zo efficiënt.

Het heeft weinig te maken met de echte, fysieke, tastbare wereld waarin alles z´n plaats en betekenis krijgt als je je er zónder permanent voorbehoud in begeeft. Met z'n onvoorspelbaarheden, verrassingen en last but not least, sociale dynamiek. Dat geldt voor leerlingen, en evenzeer voor docenten: even een grapje, iets tussen neus en lippen noemen, een verband, een associatie, omdat je iets zag of las of je herinnert, wat uiteindelijk cruciaal blijkt voor het begrip van een leerling – via een scherm is dat zo goed als uitgesloten. De online-lesprogramma’s zijn gecomprimeerd, ingedikt en uitgedund om de werkdruk van leerlingen te verlagen. Dat betekent in veel gevallen dat de kwintessens van leren, ‘non scolae sed vita’, ook is verdampt. Het leven is eruit gesnoeid.

Ik kijk dus uit naar leerlingen in de klas, al is het de helft, en op afstand, maar als docent zie ik er ook tegenop. Weer aanpassen van opdrachten (de 3e keer dit jaar), wisselen van didactiek, administreren wie wel en niet digitaal actief, steeds en elke dag anders switchen tussen online en fysiek. (En dan druk ik eventuele angst om ziek te worden professioneel weg.)

Alles went, dus ook het hybride onderwijs zal snel de nieuwe werkelijkheid worden, maar we vergeten in de waan van de dag ook even snel dat we al lang in de inleverstand staan. Minder tijd (25 % van de lestijd is geschrapt, ook van de fysieke lessen, want 60 minuten online is teveel en de online en fysieke roosters zijn op elkaar afgestemd), minder aandacht (examenklassen simultaan lesgeven in twee lokalen waarbij je steeds moet nagaan of je in het ene lokaal wel hetzelfde heb gedaan en gezegd als in het andere), minder contact want afstand ("ja, ik denk dat het een goeie schets is, kom maar even achter het spatscherm zitten met je dummy"), etc.

Wat we nog steeds doen, is ons verhouden tot het oude systeem: we trachten overeind te houden hoe het was. We hebben het over repareren, inhalen, PTA’s aanpassen, extra toetskansen, achterstanden inlopen, schade beperken. Maar als we die positie nou eens verlaten: erkennen dat dat niet meer lukt, en vooral: erkennen dat dat niet erg is, en dat de feitenkennis die leerlingen opdoen veel minder belangrijk is dan we vlak voor en na een toetsweek of examen zelf ook geloven? Dat een hoofdstuk minder ze niet minder succesvol in het leven maakt?

Wat onthouden ze? Vraag het je oud-leerlingen – wat ik onlangs deed. Hoe moeilijk het was om in dat ene groepje een werkstuk te maken – omdat niemand zich aan zijn afspraken hield, maar het toch lukte op het laatst omdat iemand de leiding nam. Wat nemen ze mee naar het vervolgonderwijs? Generieke vaardigheid als reflecteren en plannen, en dat je elke keer aan het begin van een nieuw hoofdstuk kan besluiten het anders te doen dan ervoor – omdat je dat hebt geleerd van je 5,2. Wat herinneren ze zich? De eindeloze lol en onvoorwaardelijke vriendschap die in de kantine ontstond.

Welke school heeft het lef om te zeggen: wij laten leerlingen vanaf 2 maart ’s middags naar school komen om voor het leven te leren, samen, in kleine groepjes. Vergeet het PTA, we gaan de leefachterstand inhalen. Met projecten met en over de buurt waarin de school staat, waarin de school en het leven versmelten, betekenis krijgen. Waarin je leert hoe je mensen moeten interviewen over wat hen bezig houdt, waarin je leert filmen en monteren, hoe je scherp debatteert en waarom logisch redeneren ertoe doet, hoe je een pakkende tekst schrijft voor een vlog, waarom het verrekte handig is om statistische gegevens te kunnen interpreteren, hoe je echt goeie bronnen zoekt en vindt, hoe je een website in elkaar zet, wat je zelf kan ontwerpen met een 3D-printer. Zonder huiswerk, met inhoud en aandacht voor het toepassen van al die vaardigheden – en niet even in de laatste 10 minuten van een les uitgelegd met een verwijzing naar een DIY-YouTube-filmpje, maar begeleid door enthousiaste deskundigen.

En wie gaan dat dan allemaal uitvoeren? Een heel leger van cultuur-educatieve ZZP-ers die snakken naar werk staat klaar. De cultuurpotjes van de scholen zitten barstensvol want er is geen workshop gegeven in het afgelopen jaar. De docenten zorgen er ‘s morgens voor dat hun boek uit raakt tijdens de online lessen, en ’s middags, terwijl hun leerlingen projecten uitvoeren, hebben ze (ein-de-lijk) tijd om te verzilveren en te borgen wat ze geleerd hebben tijdens de lockdowns. Want ondanks het overstelpende aanbod van masterclasses over digitaal lesgeven, is voor het uitwisselen van de online do’s en don’ts in de eigen secties tot nu toe verrekte weinig tijd geweest: uiteindelijk moet je zelf je eigen lessen voor je eigen leerlingen op je eigen school voorbereiden.

Zo raken we voorbij het verlies. Hoe mooi zou het zijn wanneer leerlingen zich uiteindelijk zullen herinneren: “Ja man, die Corona-tijd was kut. Saai. Maar toen we daarna weer naar school mochten, deden we van die projecten waar ik écht iets heb geleerd.”