zaterdag 19 mei 2018

Voorbij de kunst – boekpresentatie van One Day Artist


Zaterdag 19 mei had ik de eervolle klus om het boek 'Voorbij de kunst', te presenteren, geschreven door de dame en heer van One day Artist (Yotka Kroeze en Jobbe Holtes). Ze schreven er al eerder over. Hieronder de tekst van mijn praatje. En ik zeg nu alvast: koop dat boek!! (Hier bijvoorbeeld: https://palmslag.nl/boeken/voorbij-de-kunst

"Deze middag is een vrolijke en feestelijke gelegenheid, helemaal passend in de sfeer van One Day Artist. Voor Yotka en Jobbe de eerste keer dat ze een boek hebben geschreven, voor mij de eerste keer dat ik iets mag zeggen bij een boekpresentatie, maar, zoals de grote vrolijke filosoof Pippi Langkous al zei: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het kan.
(Even voorstellen? Ik ben Esther Schaareman, al best lang (zo’n 20 jaar) docent in de kunstvakken, theoretisch- en mediapedagoog, onderwijsontwikkelaar op mijn eigen school het Kamerlingh Onnes en binnen Openbaar Onderwijs Groningen, en ik schrijf voor het vakdidactisch tijdschrift Kunstzone.)
Ik wil bij deze vrolijke gelegenheid een aantal dingen zeggen: waarom ik fan ben van dit boek ‘Voorbij de kunst’, én van One Day Artist, wat volgens mij het belang is van dit boek voor het werkveld en tenslotte: iets over het belang van kijkonderwijs in het kunstonderwijs. En ik begin bij dat laatste – het hart van het boek.

Dat we leven in een beeldcultuur is een nauwelijks te overtreffen cliché en dat juist jongeren dagelijks (liever: dag en nacht) zijn ondergedompeld in een poel van visuele prikkels behoeft ook geen betoog. Loop in een pauze door een school en met gebogen nekjes hangen de kids boven de schermpjes. Met kijken heeft dat weinig te maken: het zijn impulsen, een quick scan van de sociale bubbel waarin jongeren zitten. Een veelgehoorde klacht in het onderwijs is dat het moeilijk is om leerlingen langdurig aandacht voor iets op te laten brengen: voor langer kijken, voor dieper denken. Dat geldt eens te meer voor kijken naar kunst, waar onbekendheid (‘ik snap dit niet’), vooroordelen (‘kunst is saai’) en de vaak simplistische indeling in mooi of lelijk die aandacht voor het kijken naar kunst in de weg zitten.
Dat is ontzettend jammer. Het boek dat ik hier nu in mijn handen heb, brengt niet alleen in kaart waarom dat jammer is, maar biedt suggesties om die aandacht wél te krijgen. Ik licht er, vanuit mijn eigen ervaring als kunstjuf, voor dit feestelijke moment twee dingen uit die mij na aan het hart liggen.
Ten eerste: kunst is van nature ambigue. In het voorwoord stellen Yotka en Jobbe dat kunst opzettelijk dubbelzinnig is. Een kunstwerk moet actief verkend en veroverd worden. Dat is een ontzettend waardevolle exercitie voor jongeren die midden in een proces van persoonsvorming en zitten. Enerzijds biedt een kunstwerk een houvast: er is iets om naar te kijken, te beleven, te ervaren, dat een stukje van de wereld vertegenwoordigt. Er is een uitgangspunt waarop je kan reageren. Anderzijds biedt een kunstwerk vrijheid, ruimte voor eigen interpretatie en die van anderen. Er is geen goed of fout, het is geen wiskundesom, maar je mag er zelf iets van vinden. En door dat kunstwerk te verkennen, leer je jezelf kennen: in voortdurende dialoog met de wereld om je heen ontwikkel je immers je identiteit.
Het tweede punt gaat over de koppeling tussen maken en kijken en het belang van goed kijken voor een creatief proces. Goed kunnen kijken helpt een leerling die ondergedompeld is in een maakproces, in de flow zit, om intuïtief interessante beslissingen te nemen. Goed kijken betekent dat je weet waarnaar je kan kijken, betekent taal hebben om je kijkervaring te verwoorden, en betekent lef hebben om zowel analytisch als associatief op een kunstwerk te reageren. Goed kijken kan je trainen en kijken naar kunst is een supertraining, juist vanwege die eerder genoemde ambiguïteit. Hoe bewuster je bent van wat je ziet, hoe rijker het maakproces en dus hoe interessanter het product kan worden. En dit zijn nog maar twee dingen over het belang van kijkonderwijs voor het kunstonderwijs die ik vanuit mijn perspectief als kunstjuf aanhaal.
Kom ik nu bij het belang van ‘Voorbij de kunst’ voor het werkveld. Ik heb dit prachtige boek sinds dinsdag in bezit en ik heb nog niet de gelegenheid gehad om het helemaal door te nemen: ik moest dummies nakijken, surveilleren bij een examen, een vergadering voorbereiden en, oja, lesgeven. Het is symptomatisch voor het onderwijs: wat voor leerlingen geldt, geldt soms even hard voor docenten: de waan van de dag slorpt zoveel van onze tijd, dat we nauwelijks de rust nemen om stil te staan bij wat we eigenlijk willen met ons kunstonderwijs. ‘Teachen’ we eigenlijk wel wat we ‘preachen’? Iedereen die wel eens een kunstles heeft gegeven, herkent de neiging om, met de hijgende adem van tijdnood in je nek, te verwoorden wat je wilt dat je leerlingen zien: ‘Kijk, hier zie je een eend met een pistool.’ 
Terwijl je leerlingen misschien vooral blote tieten zien of een kraan. Dat is geen kijkonderwijs, dat is vertelonderwijs. Dit boek helpt docenten niet alleen zich bewust te worden van oude patronen, maar biedt ook praktische handreikingen waarmee je meer ruimte laat voor het kijken van de leerlingen, en die je bij wijze van spreken de eerstvolgende les al kan toepassen. Bovendien geeft ‘Voorbij de kunst’ een heldere samenvatting van de belangrijkste recente theorieën en onderzoeken over kijkonderwijs – want voor het lezen van wetenschappelijke artikelen en achtergrondliteratuur hebben we in het onderwijs al helemaal geen tijd. Wat het boek overtuigend maakt, is dat het gebaseerd is op jarenlange ervaringen in het geven van cursussen ‘anders kijken naar kunst’: het is geschreven vanuit de klei van de onderwijspraktijk. Ik persoonlijk verheug me op onze opfriscursus van Yotka en Jobbe met mijn hele sectie  waarbij we bovendien op slinkse wijze ons scholingsbudget opmaken.

Ik besluit met een bescheiden laudatio: om uit te leggen waarom ik al jaren fan ben van One Day Artist, moet ik terug naar afgelopen dinsdag op mijn school, het Kamerlingh Onnes, waar de tweede klassen een maakdag hadden. Yotka en Jobbe hadden een bak kunstenaars georganiseerd en een enorme hoop spullen meegebracht. Die kunstenaars van zeer diverse pluimage zijn met een aanvankelijk matte en onwillige groep pubers de hele dag in de slag geweest om op 12 plekken in de school  locatiekunstwerken te maken. Uiteindelijk waren er kinderen bij die nul pauzes hebben genomen (ja, vooral die met de haakse slijper en de hamers). Het was een fantastische dag!

Met een enorme hoeveelheid energie, enthousiasme, ervaring, kunde én oog voor kwaliteit trekt de One Day Artist-caravaan de noordelijke scholen en instellingen rond. Duizenden jongeren en hun docenten hebben dankzij de workshops, projecten en bijscholingen van One Day Artist hun blik verruimd, zijn anders gaan kijken naar kunst, naar zichzelf en naar de wereld en ze hebben mooie kijk- en maakervaringen opgedaan. Met diezelfde energie, ervaring en know-how hebben Yotka en Jobbe nu een boek geschreven, prachtig vormgegeven én gepubliceerd. Hoe ze dat hebben gedaan is me een raadsel, maar het is er: een boek dat goed is om te lezen, en ook nog eens geweldig om naar te kijken.  
Ik kijk ernaar uit om het helemaal te lezen – we hebben gelukkig een dagje extra. Ik wil jullie van harte feliciteren met dit prachtige boek en ik ben ervan overtuigd dat er nog veel meer blikken mee worden verruimd."


En daarna was het nog heel gezellig!

Meer weten over One Day Artist: https://www.onedayartist.nl


donderdag 26 april 2018

Update: MAD en meer

Als ‘kunstjuf’ geef ik al bijna 20 jaar les op het Kamerlingh Onnes, maar het gekke is dat het voelt alsof we anderhalf jaar geleden haast opnieuw begonnen zijn. Door dingen te gaan doen die al jaren aan het broeden waren, bij mij en mijn kunstcollega’s én bij mijn collega’s informatica. De komst van ons e-l@b is absoluut een katalysator geweest in dat proces: zo is de samenwerking tussen kunst en digitale technologie begonnen en was het nieuwe vak MAD, media, art & design geboren. Sinds september geven we het ook echt aan een clubje enthousiaste leerlingen in Atheneum 4, die zowel kunst als informatica hebben gekozen. Dit jaar een mooi klasje vol, voor volgend jaar valt te aanmelding wat tegen – dat is slikken. Nu het vakantie is blik ik terug en vooruit en constateer: alle goede dingen komen langzaam.

Leren voor nu en later: creativiteit in een wereld vol digitale technologie
Kijk om je heen en je ziet dat er allerlei interessante ontwikkelingen zijn op het snijvlak van kunst, design, wetenschap en digitale technologie. Je eigen huisraad ontwerpen en customizen met de 3D-printer, de lichtgevende afsluitdijk van Daan Roosegaarde, zijn Waterlicht afgelopen weekend nog in Leeuwarden, artificial intelligence in de medische wetenschap, zichzelf voortplantende robots: ze  leken een aantal jaar geleden nog futuristisch, maar ze zijn binnen handbereik of zelfs al realiteit. Wij, niet alleen mijn informatica-collega en ik, maar ook mijn kunstbroeders en -zusters, vonden het hoog tijd om ons curriculum te actualiseren: op welke wereld bereiden we onze leerlingen voor? Hoe zien leren en werken eruit als zij volwassen zijn? Hoe verhouden ze zich tot de wereld van morgen? Welke rol speelt technologie daarin? Hoe laten we ze hun creativiteit optimaal ontwikkelen? We moeten onze leerlingen niet alleen bijbrengen hoe apps en andere high-end toepassingen werken, als consument, maar ze ook leren wat de principes zijn van die technologie en hoe ze techniek naar hun eigen hand kunnen zetten, als producent  – in de overtuiging dat ze daardoor mondige, kritische én creatieve burgers worden die hun leven zelf kunnen regisseren.

Afbeeldingsresultaat voor pixi werc
MAD: Media Art & Design
Binnen MAD werken we vanuit breed opgezette thema’s, die niet alleen raakvlakken hebben met de domeinen kunst, vormgeving, technologie en wetenschap, maar ook met actuele maatschappelijke thema’s én, als het ff kan, ook met de wereld die jongeren kennen. Zo luidde de opdracht van ons eerste blok MAD: ‘ontwerp een interactief lichtobject dat positief op z’n omgeving reageert’. Onze leerlingen hebben het werk van designer Daan Roosegaarde bestudeerd (https://www.studioroosegaarde.net ), we zijn op atelierbezoek geweest bij kunstenaarscollectief ‘WERC collective’ (deels onze oud-leerlingen: http://www.werccollective.com ) en we hebben de PIXI-wandeling ervaren die door WERC in opdracht van het Staatsbosbeheer ontworpen is (https://www.staatsbosbeheer.nl/pixi ). De MAD-leerlingen hebben geëxperimenteerd met gekleurd licht, digitale fotografie, stroomkringen, led-lampjes, arduino’s, sensoren. Ze hebben de fysieke werking van licht bestudeerd, de toepassing van led-verlichting verkend, ze hebben zich bezig gehouden met het vraagstuk van de lichtvervuiling. Ondertussen hielden ze steeds in hun dummy bij welke stappen ze hebben gezet, wat ze ervan geleerd hadden en hoe ze verder zouden gaan: een verzamelboek waarin afbeeldingen, bronnen, eigen teksten en schetsen terechtkomen. We hebben gezamenlijke brainstormsessies gehad, een pitch haverwege het proces en een eindpresentatie. Leerlingen werkten soms samen, soms alleen. Ze leerden dus ontzettend veel van elkaar. Tijdens de eindpresentatie had een leerling het ‘slow down stoplicht’-bedacht: een polsbandje met een zendertje waarmee je als gehandicapte of bejaarde voetganger het stoplicht langer op groen kan laten staan, waardoor je veilig kan oversteken. Een andere leerling heeft een 3-hoekige dobbelsteen ontworpen die licht geeft op de hoekpunten i.p.v. dat hij een kleur of getallen laat zien. Weer een ander concept was een lichtorgel op een meer dat reageert op de handbewegingen van de bezoeker; er was een zichzelf uitleggende robot. Kortom: we waren ontzettend verrast door de originaliteit en de eigenheid van de ideeën van onze leerlingen.

Maakonderwijs & design thinking
Het onderwijsconcept dat we aan het ontwikkelen zijn binnen MAD, is gebaseerd op de principes van maakonderwijs, design thinking en het idee van ‘communities of practice’. Door eerst te doen en ontdekkend te leren, snap je hoe iets in elkaar zit. Als je leerlingen dan de vraag stelt: ‘wat kan je er nu zelf mee?’, zeker in de context van een brede, open opdracht, ontstaan er eigenlijk bijna vanzelf verwondering  en creativiteit. Door ze steeds te laten reflecteren op wat ze geleerd hebben, komen ze er spelenderwijs achter hoe hun ontwerp verbeterd kan worden. Onze rol als docent is in dit proces veel minder sturend en veel meer coachend: je hoeft zelf niet alles te weten om iets aan te kunnen reiken. Door een bepaald technisch of conceptueel vraagstuk gezamenlijk aan te gaan, leer je samen. Dat stimuleert enorm, en geeft veel energie, zowel bij leerlingen als bij ons docenten. Het is ook heel verrijkend om met een collega samen te werken die in een heel ander gebied is opgeleid, maar met wie je toch in no time een gemeenschappelijke taal en aanpak ontwikkelt: je vult elkaar aan, bevraagt elkaar en zo blijf je als docent ook steeds leren. Omdat het doel wat je hebt hetzelfde is: leerlingen uitdagen, ze verwonderen, hun eigen leertraject te laten ontdekken en zich zo boven zichzelf uit laten stijgen.

Klooiavonden - en nu verder
Dat klinkt mooi, maar staat ver af van de dagelijkse onderwijspraktijk binnen de meeste vakken. En: hoe krijg je een hele school in beweging? Om die beweging te stimuleren hebben we de Klooiavonden bedacht: samen met collega’s zelf aan de gang gaan met de mogelijkheden van het e-l@b. Laagdrempelig ontdekken hoe dat nou werkt, net als onze leerlingen: wat kan je met de 3D-scanner, hoe maak je iets dan niet uit elkaar valt voor de 3D-printer, hoe werkt nou zo’n green screen en wat zou je er mee kunnen in je eigen lessen – en welke toegevoegde waarde heeft dat dan. Na onze eerste Klooiavond op 15 november ging de collega Frans meteen met haar Havo 4 klas aan de slag met de stop-motion animatie in het e-l@b: eindelijk een alternatief voor de uitgekauwde posteropdracht. Er zijn er inmiddels vier geweest dit jaar, niet alleen op mijn eigen school, maar ook op de andere O2G2-scholen met een e-l@b. Wat opvalt elke keer is dat er zoveel energie loskomt, zelfs na vijven, als docenten zelf ook mogen spelen, klooien, ontdekken en freewheelen.

Net begonnen – wat als het allemaal lukt?
Goed beschouwd zijn we nog maar net begonnen, en we zien dat de samenwerking met andere vakken langzaam maar zeker begint te lopen. Er zijn stappen gezet: in het project ‘What If’ werken informatica en geschiedenis samen in het e-l@b, kunst en mens & techniek gaan aan de slag met tekenrobotjes, er zijn plannen voor een project biologie en kunst volgend jaar. Nog niet een kwart van wat ik gehoopt had of zou willen, maar: ze zijn er.
De kunst is nu om die plannen gewoon maar te gaan uitvoeren, zonder eerst een eindeloze voorwaarden-discussie te voeren – dan komt er nooit iets van de grond, want die voorwaarden blijven (in het gunstigste geval) sub-optimaal. Eerst doen, onderzoeken, proberen, ervaren en gaandeweg leren wat goed gaat en wat beter kan – en dat alles delen met collega’s. Het gesprek bij de koffieautomaat en de openstaande deur van het e-l@b zijn veel belangrijker dan beleidstukken en studiedagen. Wij hebben niet de wijsheid in pacht, maar ontdekken door te doen, fouten te maken en door te gaan – het enige verschil is dat we met MAD al begonnen zijn.

Mijn ideaalbeeld is dat van de hele school als leerwerkplaats, één grote ‘community of practice’ met het e-l@b als motor. Na de meivakantie gaan de MAD-leerlingen aan de slag met een praktische design-opdracht voor de Nockstone van Melle Koot (waar we laatst op bezoek waren), klooien voor leerlingen in het KO-LAB draait dit jaar nog een keer en we hopen nog één Klooiavond in te plannen dit jaar – eens kijken wie er nog meer meebeweegt!

zondag 4 februari 2018

Januari-blues

Januari is niet mijn maand en dat is zachtjes uitgedrukt. Hij is voorbij en langzaam komen mijn energie en lichtheid terug op hun oude niveau. De zon scheen vandaag zowaar (hoewel het ook nog sneeuwde) en de dagen lengen. Het is intrigerend hoe die januari-blues werkt – en hoe ik er elk jaar weer instink. Een reconstructie.

In september ligt de wereld aan mijn voeten: alles kan, er zijn fantastische plannen, wat we hebben bedacht gaan we ook echt doen. Ik heb alleen maar leuke klassen, de relaties zijn nog onbezoedeld en vrij van conflicten. Leerlingen zijn enthousiast, er is belangstelling van buitenaf voor wat we doen op school, alles ligt nog open en de ambities zijn huizenhoog. Ik doe de dingen op vleugels, meld me aan voor een onderzoekstraject, en krijg steeds meer energie van alles wat op mijn pad komt. We hebben de opening van ons e-l@b, de eerste Klooiavond, ik schrijf stukjes die goed zijn gevallen, er komt een filmploeg, er zijn talloze excursies in de eerste maanden. Kortom: alles bruist en borrelt.

Het wordt november: de eerste haarscheurtjes manifesteren zich. Resultaten van toetsen en werkstukken vallen tegen, werk in de sectie blijft liggen, er valt geen land te bezeilen met een rumoerige brugklas, voor het schrijven van een onderzoeksvoorstel is veel te weinig tijd, de ICT-ondersteuning blijkt uitpandig te zijn gereorganiseerd, de sfeer in een 2 Havo-klas is niet bepaald stimulerend voor de creatieve vermogens van leerlingen die kunst wél leuk vinden. De dagen worden donkerder en kouder en de energie gaat op aan verkoudheden. Op haren en snaren haal ik de kerst: met elan, dat wel, en plezier, ook dat. Maar ik zie vanuit mijn ooghoeken dat de haarscheurtjes groter zijn geworden. Het zijn echt kieren geworden. Maar dat besef schuif ik voor me uit: eerst vakantie.

Dan is het opeens januari. En alles waarvan ik had weggekeken, grijnst me lelijk toe: de website met onze onderbouwopdrachten schiet niet op, de kwaliteit van het werk van mijn examenklas valt tegen, ik maak me zorgen over het aantal bovenbouwleerlingen volgend jaar. Hoe krijgen we taaie materie als digitale geletterdheid gethematiseerd terwijl teveel laptops het niet doen, hoeveel klassen zijn er nou eigenlijk aan het werk in dat e-l@b, met welke collega’s zouden we ook weer een project doen? En waar haal ik de tijd en energie vandaan?

Ja, het glas dat half leeg is én half vol. Ja, ik moet me al die dingen niet persoonlijk aantrekken. Ja, ik moet mijn zorgen delen. Ja, ik moet niet piekeren, maar tot handelen overgaan. Ik weet het allemaal en ik doe het ook, maar mán wat kost me dat een energie. Dat is januari.

En dan is het februari – goddank.
Eindelijk weer een blog.
Een campagne ‘Kies Kunst’ en ‘kies MAD’ waarin leerlingen zelf vertellen waarom het zo leuk is.
Een brainstormsessie over de volgende stap digitale geletterdheid.
Goeie gesprekken met mijn collega’s en mijn rector.
En relativering. En humor. Dat vooral.
Dus vooruit met de geit. Niet lullen maar poetsen. Op tijd naar bed en een beetje doorbijten. Dan wordt het vanzelf weer licht. En lichter. En dan zie ik weer wat we allemaal bereikt hebben in een jaar. En wat voor prachtige dingen leerlingen (heus wel) hebben bedacht en met hoeveel plezier ze eraan gewerkt hebben.

Vorige week kwam een oud-leerling op bezoek. Hij studeert inmiddels filosofie en is bezig met de afronding van zijn master. ‘Ja, ik was niet zo goed, en ik deed niet zo veel in de les, maar kunst was wel het vak waar ik achteraf het meeste aan heb gehad. Want daar ging het ergens over.’

Kijk. Dat kan een mens dan wel even gebruiken: op naar het majeur-akkoord!