Op de laatste avond van mijn voorjaarsvakantie 2021 heb ik meer zin dan ooit
om live in een klaslokaal te doen waar het me om gaat, lesgeven
aan pubers. Maar ik voel ook meer weerstand dan anders: ik zet me schrap voor
wat komen gaat, in een periode die richting zomervakantie altijd al gekenmerkt wordt door
toenemende dynamiek.
Toch overheerst de zin. De meeste leerlingen die ik spreek (mijn eigen
kinderen incluis) hebben zin in school. Niet zozeer om te leren, maar om te
verkeren, met elkaar. Treffender dan vorige week in de Volkskrant heb ik het
niet gelezen: “We hebben geen leerachterstand maar een leefachterstand.” (Vond
niet alleen ik, maar vele anderen die te doen hebben met opgroeiende jongeren –
Johannes Visser van De Correspondent nailde een andere variant, die goeddeels
hetzelfde punt maakte: ‘school gaat niet om prestaties, school gaat om relaties’.)
En nee, het is geen oorlog, en ja, de meesten hebben het goed, en doen het ook goed (genoeg) dus wat hebben ze te piepen. Maar toch: ik heb met ze te doen. Het murw makende mantra van ‘nog even volhouden’ is uitgewerkt.
Want alles is saai en hetzelfde: de laptop opstarten, camera aan (en snel
weer uit), PowerPoint-instructie van de docent die heus z´n best doet, maar
toch weer langer praat dan hij zich voorgenomen had, waardoor je niet aan het
werk kan in de online-les, dan huiswerk maken – geen klasgenoten voor, naast en
achter je die het wél snappen, dus via whatsapp, Teams of een ander platform
hulptroepen inschakelen, je werkboek fotograferen, uploaden, inleveren. En ’s
avonds werken aan je niet uitgestelde PO, want het overleg in de break-out rooms
van Teams was niet zo efficiënt.
Het heeft weinig te maken met de echte,
fysieke, tastbare wereld waarin alles z´n plaats en betekenis krijgt als je je
er zónder permanent voorbehoud in begeeft. Met z'n onvoorspelbaarheden,
verrassingen en last but not least, sociale dynamiek. Dat geldt voor
leerlingen, en evenzeer voor docenten: even een grapje, iets tussen neus en
lippen noemen, een verband, een associatie, omdat je iets zag of las of je herinnert,
wat uiteindelijk cruciaal blijkt voor het begrip van een leerling – via een
scherm is dat zo goed als uitgesloten. De online-lesprogramma’s zijn gecomprimeerd,
ingedikt en uitgedund om de werkdruk van leerlingen te verlagen. Dat betekent in
veel gevallen dat de kwintessens van leren, ‘non scolae sed vita’, ook is
verdampt. Het leven is eruit gesnoeid.
Ik kijk dus uit naar leerlingen in de klas, al is het de helft, en op
afstand, maar als docent zie ik er ook tegenop. Weer aanpassen van opdrachten (de
3e keer dit jaar), wisselen van didactiek, administreren wie wel en niet
digitaal actief, steeds en elke dag anders switchen tussen online en fysiek.
(En dan druk ik eventuele angst om ziek te worden professioneel weg.)
Alles went, dus ook het hybride onderwijs
zal snel de nieuwe werkelijkheid worden, maar we vergeten in de waan van de dag
ook even snel dat we al lang in de inleverstand staan. Minder tijd (25 % van de
lestijd is geschrapt, ook van de fysieke lessen, want 60 minuten online is
teveel en de online en fysieke roosters zijn op elkaar afgestemd), minder
aandacht (examenklassen simultaan lesgeven in twee lokalen waarbij je steeds moet
nagaan of je in het ene lokaal wel hetzelfde heb gedaan en gezegd als in het
andere), minder contact want afstand ("ja, ik denk dat het een goeie
schets is, kom maar even achter het spatscherm zitten met je dummy"), etc.
Wat we nog steeds doen, is ons
verhouden tot het oude systeem: we trachten overeind te houden hoe het was. We
hebben het over repareren, inhalen, PTA’s aanpassen, extra toetskansen, achterstanden
inlopen, schade beperken. Maar als we die positie nou eens verlaten: erkennen
dat dat niet meer lukt, en vooral: erkennen dat dat niet erg is, en dat de
feitenkennis die leerlingen opdoen veel minder belangrijk is dan we vlak voor
en na een toetsweek of examen zelf ook geloven? Dat een hoofdstuk minder ze
niet minder succesvol in het leven maakt?
Wat onthouden ze? Vraag het je oud-leerlingen – wat ik onlangs deed. Hoe moeilijk het was om in dat ene groepje een werkstuk te maken – omdat niemand zich aan zijn afspraken hield, maar het toch lukte op het laatst omdat iemand de leiding nam. Wat nemen ze mee naar het vervolgonderwijs? Generieke vaardigheid als reflecteren en plannen, en dat je elke keer aan het begin van een nieuw hoofdstuk kan besluiten het anders te doen dan ervoor – omdat je dat hebt geleerd van je 5,2. Wat herinneren ze zich? De eindeloze lol en onvoorwaardelijke vriendschap die in de kantine ontstond.
Welke school heeft het lef om te zeggen:
wij laten leerlingen vanaf 2 maart ’s middags naar school komen om voor het
leven te leren, samen, in kleine groepjes. Vergeet het PTA, we gaan de
leefachterstand inhalen. Met projecten met en over de buurt waarin de school
staat, waarin de school en het leven versmelten, betekenis krijgen. Waarin je
leert hoe je mensen moeten interviewen over wat hen bezig houdt, waarin je
leert filmen en monteren, hoe je scherp debatteert en waarom logisch redeneren ertoe
doet, hoe je een pakkende tekst schrijft voor een vlog, waarom het verrekte
handig is om statistische gegevens te kunnen interpreteren, hoe je echt goeie
bronnen zoekt en vindt, hoe je een website in elkaar zet, wat je zelf kan
ontwerpen met een 3D-printer. Zonder huiswerk, met inhoud en aandacht voor het
toepassen van al die vaardigheden – en niet even in de laatste 10 minuten van
een les uitgelegd met een verwijzing naar een DIY-YouTube-filmpje, maar
begeleid door enthousiaste deskundigen.
En wie gaan dat dan allemaal uitvoeren?
Een heel leger van cultuur-educatieve ZZP-ers die snakken naar werk staat klaar.
De cultuurpotjes van de scholen zitten barstensvol want er is geen workshop
gegeven in het afgelopen jaar. De docenten zorgen er ‘s morgens voor dat hun boek
uit raakt tijdens de online lessen, en ’s middags, terwijl hun leerlingen projecten
uitvoeren, hebben ze (ein-de-lijk) tijd om te verzilveren en te borgen wat ze
geleerd hebben tijdens de lockdowns. Want ondanks het overstelpende aanbod van masterclasses
over digitaal lesgeven, is voor het uitwisselen van de online do’s en don’ts in
de eigen secties tot nu toe verrekte weinig tijd geweest: uiteindelijk moet je
zelf je eigen lessen voor je eigen leerlingen op je eigen school voorbereiden.
Zo raken we voorbij het verlies. Hoe mooi zou het zijn wanneer leerlingen zich uiteindelijk zullen herinneren: “Ja man, die Corona-tijd was kut. Saai. Maar toen we daarna weer naar school mochten, deden we van die projecten waar ik écht iets heb geleerd.”