Een poosje geleden was ik op reis. Alleen. Zonder gezin. Heel ver weg, in een totaal andere wereld. (Met Egypt Air en
ja, dat ging toen allemaal wél goed.) Geen programma, geen verplichtingen, geen
verwachtingen. Niemand die iets van me wilde of iets van me vroeg, geen
verantwoordelijkheid die ik droeg of voelde. Ik kon me voor het eerst sinds
heel lang geleden totaal open stellen voor wat zich aandiende, wie ik
ontmoette, wat ik ervoer en voelde. Het was fantastisch.
Tijd was mijn vriend.
En dat werd wel weer eens tijd, want meestal leef ik op zeer
gespannen voet met dat fenomeen. Het leverde prachtige momenten, waardevolle ervaringen
en bijzondere contacten op. Inspiratie, energie. Grote ideeën met weidse vergezichten. En dat terwijl de locatie waar ik me bevond (Alexandrië) tamelijk chaotisch, gespannen en best problematisch is.
Nu zit ik tot over mijn oren in het werk. Overstelpende stapels nakijkwerk: dossiers, examens, werkstukken, verslagen, toetsen. Achterstallig werk en vooruitblikken; stukken en brieven die geschreven moeten worden. Over volgend jaar, wijzigingen in het programma, personele bezetting waar iets mee is. Ik klaag niet, het hoort erbij en je weet in het onderwijs dat mei een rare maand is. Je denkt dat je er bent, maar het ergste komt nog: er zijn nog negen weken te gaan. Tijd hijgt in ieders nek. Voor sommige dingen die je je had voorgenomen dit jaar is het al te laat.
Nu zit ik tot over mijn oren in het werk. Overstelpende stapels nakijkwerk: dossiers, examens, werkstukken, verslagen, toetsen. Achterstallig werk en vooruitblikken; stukken en brieven die geschreven moeten worden. Over volgend jaar, wijzigingen in het programma, personele bezetting waar iets mee is. Ik klaag niet, het hoort erbij en je weet in het onderwijs dat mei een rare maand is. Je denkt dat je er bent, maar het ergste komt nog: er zijn nog negen weken te gaan. Tijd hijgt in ieders nek. Voor sommige dingen die je je had voorgenomen dit jaar is het al te laat.
Dat geldt voor docenten, maar voor leerlingen net zo goed.
Ik zit ze achter de broek. Ik maan mijn mentorleerlingen
lijstjes te maken met in te halen toetsen, achterstanden, overzichten van de voldoendes
en onvoldoendes, deze te vergelijken met de overgangsnormen, een plan van
aanpak te bedenken, prioriteiten te stellen, te focussen. Ik spreek met hen en
hun ouders, hun docenten, de teamleider. ‘Wil je eigenlijk wel over? Dan weet
je dat het nu erop of eronder is.’ Allemaal tijdgebonden, druk-verhogende
aanbevelingen en teksten waar ik zelf ook nogal onder te lijden heb. Ik vind
dat ik dat moet doen. Dat hoort bij mijn werk.
Maar vanochtend (te laat naar bed, dus te vroeg wakker)
bedacht ik me ineens: ‘Is dat wel zo? Bedien ik mijn mentorleerlingen én
mijzelf wel het best met mijn urgentie-lijstjes? Of moet ik veel meer zorgen
voor een vriendschappelijke omgang met tijd?’
Ik realiseerde me natuurlijk net zo goed dat tijd voor sommige
leerlingen al veel te lang een grote, goedmoedige vriend is – die misschien
niet erg betrouwbaar is. ‘Maar mevrouw, dat komt heus wel goed. Vorig jaar rond
deze tijd stond ik er veel slechter voor.’ Of dat dit jaar weer zo uitpakt is
nog even de vraag, denk ik vervolgens als betrokken mentor.
(Eigenlijk best mooi verwoord door Rufus Wainwright - al hangt het wel erg tegen de kitsch aan.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten